donderdag 18 februari 2016

Kwaliteit (weer) in handen van de professional

Woensdagmiddag 17 februari 2016
Presentatie van Jacquelien Bulterman-Bos & Bram de Muynck bij CNVO













Strategische Agenda voor het hoger onderwijs
Op 14 december 2015 debatteerde de Tweede Kamer over de ‘Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek 2015- 2025’. In deze agenda zet minister Jet Bussemaker de lijnen uit voor het hoger onderwijs in het komende decennium. Hierbij is de kwaliteit van het hoger onderwijs de onbetwiste prioriteit.
Kernpunten van de uitgezette lijnen zijn: transformeren naar het onderwijs van de 21e eeuw met de middelen uit het studievoorschot, kwaliteitsimpuls bij studenten en docenten, en het benutten van de kansen omtrent digitalisering en internationalisering.

Reactie CNV Onderwijs 
Voorafgaand aan dat Kamer-debat heeft CNV Onderwijs (CNVO) tijdens dialoogsessies mee gesproken over de onderwerpen uit de strategische agenda. Het CNVO is blij dat minister Bussemaker de docent en de student nu veel meer centraal zet. De onderwijsprofessional verdient het vertrouwen om zijn of haar beroep goed te kunnen uitoefenen.
Het CVNO heeft daarom ook gepleit voor het geven van vertrouwen, en voor het maken van kwaliteitsafspraken met betrokkenheid van het onderwijspersoneel, in plaats van de prestatieafspraken, zoals eerder gebeurde zonder de gewenste inbreng van het onderwijspersoneel.
Ook heeft het CNVO extra aandacht gevraagd voor werkgelegenheid en voor het terugdringen van flexcontracten.
Het CNVO heeft in haar schriftelijke reactie haar visie en standpunten aan de Tweede Kamer gezonden.

Discussiebijeenkomst voor hoger onderwijs
Het sectorgroepsbestuur Hoger Onderwijs van het CVNO organiseert vandaag een discussiebijeenkomst met de titel ‘Kwaliteit (weer) in handen van de professional’.
De bijeenkomst in het CNV-gebouw te Utrecht wordt geopend door Tiny Hekkenberg, de voorzitter van de sectorbestuursgroep Hoger Onderwijs.
Joop Veld verzorgt als lid van de sectorbestuursgroep Hoger Onderwijs daarna een introductie op het thema en op de sprekers.

Jacquelien Bulterman-Bos & Bram de Muynk
Professor Jacquelien Bulterman- Bos en lector Bram de Muynck, schrijvers van het boek ‘Is alles van waarde meetbaar’ spreken hier vandaag over de noodzaak van professionele ruimte voor docenten.
Jacquelien Bulterman-Bos is visiting professor Education aan de University of California in Berkeley, tevens verbonden aan Open Doors Education.
Bram de Muynk is lector ‘Onderwijs en Identiteit’ aan Driestar Educatief van de Driestar hogeschool in Gouda.
Met hun motto 'Is alles van waarde meetbaar' gaan ze in hun presentatie vandaag nader in op 'de noodzaak van professionele ruimte voor docenten'.

Zuiver meten: gevolgen voor inhoud van onderwijs?
Deze presentatie wordt verzorgd aan de hand van de casus van een docent - Bill - die leraren in opleiding traint in het houden van orde in de klas, hetgeen Bill na afloop - conform het voorgeschreven toetsbeleid van zijn opleiding - toetst met meerkeuzevragen.
Daarna is het natuurlijk de vraag of zijn studenten na dit onderwijsprogramma in de reële onderwijspraktijk daadwerkelijk orde kan houden. Immers, laat de beroepspraktijk zich wel dicteren door wat in meerkeuzevragen aan de orde kan komen en komt?
De drie elementen waarop vandaag in wordt gegaan, zijn: Kwalificatie (gelijkheid van diploma’s), Socialisatie (voorbereiding op de beroepspraktijk) en Persoonsvorming (de student vormt zichzelf). Verwezen wordt door de sprekers naar deze drie doeldomeinen van onderwijs, zoals die onder de aandacht zijn gebracht door Gert Biesta. De vraag in zijn benadering is in welke verhouding die drie elementen tot elkaar staan. Al te veel nadruk op één van die drie elementen, heeft als gevolg dat de andere twee items te weinig aandacht krijgen. Er is dus (voortdurend) sprake van een spanningsveld tussen die drie. Een optimale mix van deze drie items zal dan ook voortdurend moeten worden gezocht, gevonden en gehanteerd in het onderwijs.
Je moet je daarnaast realiseren dat een verandering van toetsvorm in principe ook leidt tot veranderingen in de inrichting van je onderwijs. En de manier waarop wordt getoetst, is de factor die het leergedrag het sterkst stuurt, naast het feit dat de manier van toetsing ook de inhoud van de beroepsvorming en de persoonsvorming stuurt.

Naar wat voor een professional streven we?
Harry Kunneman (2005) noemt elke professional – ook in het hoger onderwijs – een normatieve professionals. We moeten als professional namelijk ook humane belangen in beeld houden.
Belangrijk voor alle professionals zijn aspecten zoals hoofd, hart (bezielde professionals) en handen (praktisch handelen). Kennis (in het hoofd) is bijvoorbeeld iets anders dan kunnen handelen (handen). Sommige dingen moet je ook 'aanvoelen'.
Als een docent meer professionele ruimte krijgt, krijg je te maken met een aantal dilemma's, waar je mee moet gaan dealen, want dan kan het ook een verkeerde kant op gaan, en zelfs uit de hand lopen.
De systeemwereld (het objectief meetbare) heeft voortdurend de neiging om de leefwereld weg te dringen. We zouden daarop kunnen reageren door de (normatieve) leefwereld meer ruimte te geven in de systeemwereld.
Daarna wordt door de gastsprekers het voorbeeld gegeven van een opdracht die docent Bill zou willen verstrekken, met daarin meer van diens persoonlijke inbreng. Bill wil namelijk meer aandacht voor beroepssocialisatie en persoonsvorming. Daartoe moet hij dan wel van school veranderen, om die ruimte daar wel te krijgen.

Hoe 'meten' we of ze aan eisen voldoen?
Daarna wordt ingegaan op het beoordelen van de kwaliteit van vakmanschap. Ga niet alléén beoordelen, maar blijf daarin voortdurend in afstemming met je collega’s, 'zeg maar: het zogenoemde 'vier (of meer) ogen-principe'. Naast die inhoudelijke dialoog binnen je opleiding moet je ook voortdurend hetgeen je doet extern laten valideren.
Er bestaan veel verschillende interpretaties over hoe je studenten beoordeelt. Daar kun en moet je het als docenten wel met elkaar over hebben, maar we realiseren ons ook terdege dat we er als docenten zeker samen niet geheel uit zullen komen. De vraag blijft altijd overeind hoe je dan wel goed toetst.

Wat heeft dit voor gevolgen voor de professionele ruimte?
We streven naar het creëren van een gemeenschap waarin we met elkaar nadenken over hoe je goed kunt en moet beoordelen, zeker op de hogere nivo's. Als docenten sta je samen voor de uitdaging hoe je samen tot een beroepsvisie komt, en waarin je bijvoorbeeld het met elkaar eens wordt over de wijze waarop je het beste zou kunnen toetsen.
We moeten ons ook realiseren dat de hogeschooldocent binnen de opleiding en de praktijkbegeleider in het werkveld beiden heel anders naar dezelfde student kijken. Daardoor zullen ze beiden tot een heel verschillende beoordeling komen van die ene student. De oplossing voor dat verschil zou je kunnen zoeken en vinden in het leggen en frequent onderhouden van contacten tussen docenten en werkveldvertegenwoordigers, die samen het gesprek gaan voeren over de wijze waarop je het functioneren van een student  het beste kunt en gaat beoordelen.
Uit de zaal komt overigens de opmerking dat dit heel moeilijk te organiseren is, want als de een wel aanwezig kan zijn, blijkt dat in de praktijk van alledag voor de ander feitelijk niet haalbaar te zijn. Ieder heeft zijn eigen agenda, met de nodige blokkades voor overleg.

Hoe dan ook, 
wenselijk is een verdergaande integratie 
van kennen en handelen, wetenschap en vakmanschap. 

Geen opmerkingen: