vrijdag 19 februari 2016

Broederschappen en gasthuizen in de Middeleeuwen

Woensdagavond 17 februari 2016 
Professor Paul Trio van de Katholieke Universiteit Leuven












Van betekenis voor de pelgrim
Kloosters en broederschappen waren voor de pelgrim in vroegere tijden van grote betekenis: ze fungeerden onder andere als opvangvoorziening, als plek om op verhaal te komen, en als oord van zorg. Heden ten dage is hun aantal ver in de minderheid, vergeleken met de veel andere opvang- en overnachtingsmogelijkheden.
Zichtbaarheid en invloed van kloosterordes en broederschappen – in Spanje zijn ze er nog – zijn ontegenzeglijk minder geworden. Niettemin blijft hun aantrekkingskracht groot, vanwege hun historische betekenis, hun soms imposante gebouwen, en ook vanwege hun hedendaagse vormen van bezinning en spiritualiteit, in veel gevallen gebaseerd op een moderne interpretatie van de 'Regel van Benedictus'.

Kloosters, broederschappen en gastvrijheid in 5 lezingen
De 'Werkgroep Geschiedenis en Cultuur' van ons Nederlands (pelgrims)Genootschap van Sint Jacob organiseert in het eerste kwartaal van dit kalenderjaar een vijftal lezingen, waarin eminente sprekers hun licht laten schijnen over de betekenis van kloosters, van broederschappen en over het thema gastvrijheid, zowel in vroegere als in huidige tijden.
Het thema van deze lezingenserie is 'Kloosters, broederschappen en gastvrijheid', met als subthema 'Hun betekenis voor de pelgrim'. Deze lezingen worden aangeboden bij Institutio Cervantes te Utrecht.

Lezing 3 van professor Paul Trio
Vanavond woon ik uit hoofde van mijn bestuursfunctie van Stifting Nijkleaster te Jorwert de derde lezing bij, verzorgd door professor Paul Trio.
Paul Trio is hoogleraar Middeleeuwse geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij doceert er onder andere Kerk- en cultuurgeschiedenis van de Middeleeuwen. Zijn onderzoek spitst zich toe op de domeinen van de volksreligie (zoals schenkingen, bedevaarten, processies, dodenherdenking), van corporaties, reguliere en seculiere (semi-)kerkelijke instellingen en hun bewoners, studie en opleiding, van armen- en ziekenzorg, en het dagelijkse stedelijk leven. Hij publiceerde onder andere over abdijen en kloosters, broederschappen, stadsbesturen, armenzorg en over de inplanting van bedelorden en begijnen.
De titel van zijn avondlezing is: 'Broederschappen en gasthuizen. hun rol in de middeleeuwse gastvrijheid'. 

Broederschappen van Gent
Paul Trio gaat vanavond in op de opkomst en teloorgang van de (Jacobus-)broederschappen, tegen de achtergrond van veranderende maatschappelijke verhoudingen. Daarbij richt hij zich nu vooral op de broederschappen die de focus op de pelgrimage naar Santiago de Compostela hadden.
Trio heeft in een periode van zeven jaar de broederschappen van het Belgische Gent bestudeerd. Het onderzoeksmateriaal daartoe was overvloedig beschikbaar, omdat Gent vroeger zoveel broederschappen kende. Gent was voorheen de grootste stad van de Nederlanden.
Broederschappen zijn vrijwillige organisaties. In tegenstelling tot de kloosters en abdijen waar kloosterlingen doorgaans voor het leven intreden en een gelofte van armoede afleggen, word je wel lid van een broederschap, maar hoef je geen gelofte af te leggen, en kun je je broederschap gewoon (blijven) uitoefenen naast je gezinsleven. In tegenstelling tot gilden is het hoofddoel van een broederschap in principe wel religieus van aard. Men kon overigens gelijktijdig ook lid zijn van meer dan één broederschap. Al vanaf de 13e eeuw is er in Gent sprake van broederschappen. De broederschappen van Sint Jacob hebben doorgaans ook een hospitaal in eigendom en beheer.

Hospitalen voor pelgrims worden gasthuizen voor proveniers
De meeste broederschappen van Sint Jacob zijn vanaf ongeveer het midden van de 13e eeuw opgericht door pelgrims, die inmiddels terug zijn van hun bedevaart naar Santiago de Compostela. Die teruggekeerde pelgrims zorgden met hun broederschap vaak voor de uitbouw van een mooie kapel tegen hun kerk, en/of voor een altaar in de kerk. Hun 'Hospitalis Sancti Jacobi' lagen aanvankelijk doorgaans nog buiten de stadsmuren, zodat de passerende pelgrims het hospitaal gemakkelijk binnen konden komen. Door de voortgaande stadsuitbreidingen kwam zo'n hospitaal (voor armen, zieken en pelgrims) in later tijden in de bebouwde stadskom te liggen. 
Omdat de kas van dergelijke pelgrimshospitalen (godshuizen) niet werd gespekt door de meestal behoeftige pelgrims die het hospitaal op doorreis als nachtaccommodatie of als verpleegpost bezochten, gingen sommige broederschappen ertoe over om de rijke stadsbejaarden tegen flinke vergoeding tot hun levenseinde te laten wonen in het hospitaal. Deze zogenoemde proveniers kochten zich met de onmiddellijke inleg van flinke sommen geld in in het hospitaal, met als tegenprestatie dat zij voor de rest van hun leven goed verzorgd zouden worden in deze gasthuizen van de broederschappen. Het spreekt voor zich dat het resultaat daarvan was dat deze gasthuizen - die aanvankelijk waren bedoeld voor passerende pelgrims - op den duur niet of nauwelijks nog pelgrims op doorreis konden herbergen. De rijke proveniers verdrongen dus eigenlijk de arme pelgrims.

Santiagobroederschappen
Na de pauze gaat Paul Trio verder in op de algemene kenmerken van broederschappen van Sint Jacob van Compostela (van alle Nederlanden). Behalve deze 'Sgroots Sancte Jacobs'- broederschappen (van Jacobus de Meerdere) waren er trouwens ook 'Romebroederschappen' en Jeruzalembroederschappen'. Maar wij richten ons vanavond dus op de 'Santiagobroederschappen'. ('Santiago' betekent: Sint Jacob).
Een lidmaatschap van zo'n broederschap was niet voor iedereen weggelegd. In principe moest je de bedevaart naar Santiago hebben voltooid, maar later werd ook je belofte dat je op termijn nog op bedevaart zou gaan nog wel geaccepteerd als alternatief toelatingscriterium. Het lidmaatschap was trouwens ook allesbehalve goedkoop, want behalve dat je inleggeld betaalde (de kostprijs van een totale bedevaart), moest je ook jaarlijks een geldelijke bijdragen doen. Dat het tamelijk hoge bijdragen waren, kun je concluderen uit het feit dat het veelal de stadselite was, die lid was van een broederschap. Veelal waren ze ook verwant aan de stadsbestuurders, die ook uit de elite van de stadspopulatie bestond.

Vrouwen horen niet te pelgrimeren
Het percentage vrouwen dat lid van van zo'n broederschap was, schommelde aanvankelijk tussen zo'n 10-50%, maar later werd men minder soepel in het toelaten van vrouwelijke leden tot dergelijke pelgrimsbroederschappen, want men vond toen dat het eigenlijk niet zo hoorde dat vrouwen op pelgrimsreis gingen. Vrouwen op weg naar Santiago beloofde eigenlijk weinig goeds, dus dergelijke pelgrimstochten van vrouwen waren 'not done'.
Trouwens, ook al was het percentage vrouwen van sommige broederschappen aanvankelijk nog wel hoog, het bestuur van een broederschap was altijd voorbehouden aan de mannen.

Ledenparticipatie
Broederschappen opereerden tamelijk autonoom, los van de kerk, en broederschappen kenden nauwelijks priesters als lid. De elite bestuurde. Uit ledenlijsten blijkt dat bestuurders soms na een korte onderbreking al snel weer bestuurslid van het broederschap werd.
Niet alle leden kwamen trouw naar alle bijeenkomsten van het broederschap, maar de aanwezigheid bij de jaarlijkse maaltijd op de 25e juli (de jaardag van de patroonheilige Sint Jacob) lag wel voor de hand. Op deze dag vond ook de bestuurswissel plaats.
Een hospitaal was voor de meeste broederschappen van belang, maar niet elk broederschap had een eigen hospitaal. Hospitalen waren eigenlijk dure bezigheden van een broederschap. Daar waar broederschappen aanvankelijk nog de scepter zwaaiden over hun hospitaal, zag je in de loop van de jaren een groeiende inmenging van de stedelijke overheid in de hospitalen.
Wel deden de Sint-Jacobusbroederschappen alle aan armenzorg, de eerste georganiseerde stedelijke armenzorg die openstond voor alle stedelingen. De Sint-Jacobskapellen daarentegen leverden wel geld op, mede door het drukke kapelbezoek vanwege de aanwezige relieken, en het verkopen van aflaten aldaar. 

Kritiek en respect
Na een korte vragenronde sluit Paul Trio af met zijn stelling dat er nog veel onderzoek nodig is op het gebied van broederschappen en hun gasthuizen. Opvallend vaak bekritiseert Paul Trio vanavond trouwens de publicaties van de Nederlandse historicus professor Jan van Herwaarden, die ook veel heeft gepubliceerd over de geschiedenis van de pelgrimage. Van Herwaarden zou teveel gebruik hebben gemaakt van secundaire bronnen, zonder zelf voldoende primaire bronnen te onderzoeken. Daarentegen relativeert Trio zijn collegiale kritiek ook wel weer, door te beweren dat er in de loop van de jaren natuurlijk ook steeds meer kennis beschikbaar is gekomen en nog zal komen over de geschiedenis van bijvoorbeeld broederschappen, dus ook zijn eigen onderzoeksbevindingen zouden op den duur waarschijnlijk nog wel eens met recht kunnen worden bekritiseerd. Een mooi voorbeeld van hoe historici zich vaak tot elkaar verhouden: ze bekritiseren elkaars werk, maar relativeren dat ook wel weer uit respect voor elkaar.

Nederlands-Belgische samenwerking gewenst
Paul Trio looft ons Nederlands Genootschap van Sint Jacob, om haar initiatief te komen tot een zo uitgebreid mogelijke inventarisatie van alle Jacobalia langs pelgrimspaden. Er zou - volgens Trio - nog meer samenwerking tussen Nederlandse en Belgische historici moeten komen op wetenschappelijk onderzoeksgebied, want de noordelijke Nederlanden en de zuidelijke Nederlanden zijn immers één cultuurgebied.

Geen opmerkingen: