vrijdag 13 februari 2015

CNVO-Sector Hoger Onderwijs in gesprek met NVAO en Onderwijsinspectie

Woensdag 11 februari 2015
Presentatie door Erik Martijnse van de Onderwijsinspectie HO


















Kwaliteitsverbetering in het HBO
Hoe werkt de 'Wet Versterking Kwaliteitsborgen Hoger Onderwijs' uit in de praktijk?
Op welke manier werken hogescholen aan kwaliteitsbevordering?
Hoe kijken de Onderwijsinspectie en de NVAO daar naar?
Wat gaat goed en waar zien we nog verbeterpunten?
Op verschillende manieren experimenteert het hoger onderwijs met projecten om de kwaliteit van het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) te bevorderen; bijvoorbeeld met sectorbrede toetsen, training van examinatoren, een gezamenlijke 'Body of Knowledge & Skills' en met verschillende onderzoekslijnen.
Vandaag delen een aantal HBO-professionals hun ervaringen met dit soort verbeterpilots met enerzijds de Sectorraad Hoger Onderwijs van CNV-Onderwijs en anderzijds met belangrijke stakeholders zoals de Onderwijsinspectie Hoger Onderwijs.

Een hoopgevend teken aan de wand
Zo’n 50 professionals uit het Hoger Beroepsonderwijs zijn vandaag naar het hoofdkantoor van CNV-Onderwijs in Utrecht gekomen om deze landelijke bijeenkomst van de CNVO-sector Hoger Onderwijs bij te wonen, die handelt over de kwaliteit van het hoger onderwijs.
In kwantitatief opzicht is dat een prima opkomst, maar ook in kwalitatief opzicht is de opkomst verrassend met zoveel 'young professionals', die zich kennelijk allemaal betrokken voelen bij een items als de kwaliteit van het hoger onderwijs. Een hoopgevend teken aan de wand.
De deelnemers van deze landelijke bijeenkomst worden welkom geheten door Eelco van den Dool, lid van de CNVO-sectorraad Hoger Onderwijs, zulks bij afwezigheid van Joany Krijt (voorzitter van de CNVO-sector Hoger onderwijs), die enigszins verlaat in deze bijeenkomst arriveert. Na de eerste spreker maakt ze dat goed, door de aanwezigen alsnog welkom te heten namens het CNVO-bestuur, en dan licht Joanny het thema van vanmiddag toe. De focus is vandaag op de kwaliteit van het hoger onderwijs.
Rene Erwich van de CHE

Gezamenlijke methodologie-ontwikkeling
Eerste spreker is Rene Erwich, lector Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede, die spreekt over 'Beroepstrots', over de HBO-theoloog als zelfbewuste beroepsgelovige.
Een kwestie die speelt in deze beroepsgroep betreft de beroepsidentiteit: wie zijn wij eigenlijk? Een dergelijk vraagstuk op het snijvlak van beroepsbeoefenaar, beroep en werkveld is een vraag die men zichzelf en elkaar periodiek ook móet stellen. Vraag daarbij is dan hoe die professional zijn beroepsidentiteit voortgaand vorm en inhoud kan geven. Zo wordt op dit moment bestudeerd op welke wijze het item 'Onderzoek' in deze context vorm en inhoud zou moeten krijgen. Gezamenlijk wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een onderzoeksmethodologie voor deze betreffende beroepsgroep, die daarna ook van belang zal zijn voor het onderwijs dat aan de studenten in deze sector wordt gegeven.

Roeland Smits van de VH

Programma om de kwaliteit in het HBO te verbeteren
Volgende spreker is Roeland Smits, senior-adviseur kwaliteitsbeleid en juridische zaken van de Vereniging Hogescholen (VH).
Hij neemt ons eerst even mee terug naar de oude actualiteit van commotie en verontwaardiging in 2012; de periode waarin de politiek ‘geschokt’ was vanwege de vermeende wantoestanden in het HBO. Als typisch Nederlands antwoord hierop werd de 'Commissie Externe Validering Examenkwaliteit' geïnstalleerd, de zogenoemde 'Commissie Bruijn'. Die kwam met een drietal opties om diploma’s in het Hoger Onderwijs te valideren. Eén van die opties was een gezamenlijke examinering. Deze commissie rapporteerde met haar rapport ‘Vreemde ogen dwingen’.
Een conclusie was dat hogescholen zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de adviezen van de Commissie Bruijn. Zij zouden daar in hun jaarverslagen dan verantwoording over moeten afleggen. De Vereniging Hogescholen faciliteert hierin met enige coördinatie/regie en communicatie. Inmiddels lopen er nu (februari 2015) 15 hogeschoolpilots voor ‘gezamenlijk toetsen’,  5 landelijke pilots voor ‘gezamenlijk toetsen’ en talloze andere experimenten met betrekking tot externe validering.
Er zijn inmiddels ook twee adviezen van Expertgroepen verschenen. Eén ervan (van de Commissie Sluijsmans) gaat over 'Toetsdeskundigheid' van docenten, en de andere gaat over de wenselijkheid en haalbaarheid van een landelijk protocol voor de beoordeling van afstudeerwerken (van de Commissie Andriessen).
Op 3 maart 2015 zullen in het kader van dit tweede advies zeven pilots starten. In het voorjaar van 2015 komt er dan ook nog een nieuwe handreiking voor examencommissies van de zijde van de Vereniging Hogescholen.
Maar daarmee zijn we er nog niet, want het HBO ligt nog steeds onder het vergrootglas van de samenleving, en ook van de Onderwijsinspectie, van de NVAO en van de politiek. Ieder nieuw incident is er één teveel. Duidelijk is dat we moeten doorgaan met transparantie, met werken in gezamenlijkheid, en dat we als hogescholen steeds maar weer verantwoording blijven afleggen over onze inzet en resultaten.
Professionele kwaliteit van de beroepsprofessional zou voortdurend een aandachtspunt van professionals in het hoger onderwijs moeten zijn. Roeland Smits verwijst naar een goed voorbeeld hiervan uit Zweden, en roept ons in dezen op tot navolging van de Zweden, en nodigt tenslotte de CNVO uit om zich als onderwijsvakorganisatie vooral ook met de verbetering van de professionele kwaliteit bezig te houden.

Toezichtskader van de Inspectie Hoger Onderwijs
De derde spreker is Erik Martijnse, directeur Toezicht Hoger Onderwijs bij de Onderwijsinspectie.
Hij begint met een overzicht van de taken van de Inspectie Hoger Onderwijs (HO) en verwijst naar het wettelijk kader, op grond waarvan de Inspectie HO werkt.
Dan bespreekt hij achtereenvolgens de uitgangspunten van het actuele (december 2014) Toezichtskader van de Inspectie HO.
Daarna gaat hij kort in op de complementariteit: naar de wettelijke taakverdeling tussen de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en de Inspectie.
De Onderwijsinspectie krijgt in toenemende mate klachten over zaken die in het hoger onderwijs spelen. Martijnse vertelt over de wijze waarop de Inspectie omgaat met deze gemelde klachten en incidenten. Dergelijke signalen leiden na een eerste check meestal niet tot een nader onderzoek van de Inspectie, maar als er in ernstige situaties wel aanleiding toe blijkt te bestaan, wordt wel een diepgaander onderzoek door de Inspectie gestart.
De Inspectie ziet ook toe op de naleving van wetten, bijvoorbeeld met betrekking tot extra kosten die studenten tijdens hun studie maken, over de studielast van opleiding, over de voorlichting aan studenten, en over de toelating van studenten in het hoger onderwijs.
De Inspectie maakt tegenwoordig ook zogenoemde 'Stelselbeelden' (bijvoorbeeld over de Lerarenopleidingen) en bestudeert verschillende kengetallen van het hoger onderwijs. Daarnaast worden thema-onderzoeken uitgevoerd, over bijvoorbeeld het functioneren van Examencommissies en van Raden van Toezicht. Het Jaarwerkplan van de Inspectie biedt een overzicht van de onderzoeksagenda van de Onderwijsinspectie, naast de andere afspraken die ook nog worden gemaakt met het Ministerie van OCenW en met de koepelorganisaties in het Hoger Onderwijs.
Positief noemt Erik Martijnse dat er meer aandacht is gekomen voor de borging van de kwaliteit van examens en tentamens, voor professionalisering, en examencommissies ontwikkelen zich nog steeds door, wat ook wel moet, want het is nog niet helemaal klaar wat er moet gebeuren.
Er is bijvoorbeeld nog verdere ontwikkeling nodig in de borging van de kwaliteit van examens en tentamens. Het toezicht op het toetsproces kan bijvoorbeeld nog beter. Meer aandacht is ook nog gewenst voor (het voorkomen van) fraude. Een betere positie van de examencommissie in de hogeschoolorganisatie en een verduidelijking van haar positie en van haar taken is nog gewenst. Ook aandacht voor de facilitering in uren en in scholing van leden van examencommissies is gewenst, aldus Erik Martijnse.
Stephan van Galen van de NVAO

Nieuw Accreditatiestelsel 3.0
Vierde en laatste spreker is Stephan van Galen, teamleider Beleid en secretaris van het Dagelijks Bestuur van de NVAO. Hij spreekt met name over ‘Accreditatie in het Hoger Onderwijs’. Van Galen blikt eerst met ons terug op de afgelopen 30 jaar: hoe is het zo gelopen dat we nu zijn gekomen tot ons huidige accreditatiestelsel in het hoger onderwijs, daarbij in deze historische schets in gaand op de rode draad van: de balans tussen verbeteren en verantwoorden.
Daarna vertelt hij over de ontwerpdoelen van het huidige accreditatiestelsel, met items als: focus op kwaliteit, toezicht op maat, vermindering van administratieve lasten, en behoud van draagvlak voor dit stelsel.
Daarop volgt een korte toelichting op de vormgeving van ons huidige stelsel met een Instellingstoets en Opleidingsbeoordelingen (zowel uitgebreid als beperkt).
In evaluaties blijkt tot nu toe dat ons Nederlands accreditatiestelsel wordt gezien als doeltreffend en krachtig. Het is wel effectief, maar de administratieve lasten zijn nog niet voldoende overtuigend gedaald. Er wordt in elk geval scherp op inhoud beoordeeld, en de Instellingstoets stimuleert de kwaliteitscultuur.
Momenteel wordt gewerkt aan het nieuwe Accreditatiestelsel 3.0
Verdiend vertrouwen zal daarin beloond moeten worden. Verantwoording en verbetering zullen voortaan moeten samengaan in één systeem. Het nieuwe stelsel moet bijdragen aan versterking van de kwaliteitscultuur, en tegelijk moet de lastendruk verder omlaag.
Hij roept de leden van de CNVO op om in dezen vooral mee te denken, en om de bestuurders van de CNVO te voeden met input, die zij namens de CNVO-leden dan mee kunnen nemen als op afzienbare termijn ook de onderwijsvakorganisaties worden betrokken bij het ontwerp van dit nieuwe accreditatiestelsel.
Momenteel wordt in dit ontwerpproces nog nagedacht over zaken als: werken met open standaarden of met concrete vragen, Opleidingsaccreditatie versus Instellingsaccreditatie, wat betekent dit voor kwaliteitsborging en kwaliteitsontwikkeling op opleidingsnivo, en hoe kun je komen tot goed gedifferentieerde kwaliteitsoordelen op opleidingsniveau.

Open Space met Dialoogtafels
Tijdens het buffet in de pauze is iedereen in de gelegenheid om met elkaar op meer informele wijze door te spreken over de inhoud van deze vier presentaties.
Na de pauze gaan we allen uiteen in subgroepen, om aan de vijf Dialoog(sta)tafels onder begeleiding van moderatoren van de CNVO-sectorraad HO met elkaar het gesprek aan te gaan over vijf verschillende vraagstukken over kwaliteitsverbetering in het HBO. Focus daarbij is onder andere de rol die de individuele hogeschoolmedewerker daarin kan vervullen, en welke taak een onderwijsvakorganisatie zoals CNVO daarin volgens de aanwezige leden en overige gasten heeft.

Resultaten van de Dialoogtafels
Tenslotte komen we nog weer bijeen voor een plenaire terugkoppeling van de opbrengsten van de Dialoogtafels.
Een beperkte greep uit de resultaten:
  • Een groep heeft gezocht naar de mogelijkheden om een Kritische Reflectie voor de medewerkers van een opleiding meer waarde te geven,
  • Maak een beperkte keuze uit alle bewijsvoering; denk daartoe eerst na over wat er qua bewijsvoering overtuigend en echt toe doet.
  • Gepleit wordt om een geconstateerd kwaliteitsprobleem binnen een opleiding onmiddellijk aan te kaarten, eerst bij je naaste collega’s, en wellicht is het nodig om dat in tweede instantie bij andere gremia te escaleren, binnen je hogeschool of desnoods daarbuiten.
  • CNVO zou zeker ook een belangrijke rol kunnen spelen in de professionalisering van HO-personeel, zeker op die vlakken waar de hoger onderwijsinstellingen dat zelf niet oppakken.
  • Een wake up call door een niet-verleende accreditatie heeft altijd een reinigend vermogen.
  • Er wordt gepleit voor regelmatiger gesprekken/interactie tussen onderwijspersoneel en onderwijsinspectie; daarbij zou de onderwijsbond van het CNVO een intermediaire rol kunnen vervullen. Bijeenkomsten zoals deze van vandaag doen ertoe.
  • Ook in de hoger onderwijsinstellingen zouden de onderwijsbonden zoals de CNVO een begeleidende rol kunnen spelen.
Kansen te over voor CNVO
Vier kansen voor de CNVO die nog worden genoemd, zijn: 
  1. Organiseer regelmatig overleg tussen CNVO & VH & NVAO & Onderwijsinspectie,
  2. Participeer in de komende maanden zoveel mogelijk in de genoemde pilots,
  3. CNVO moet participeren in het ontwerp van het nieuwe accreditatiestelsel 3.0, en
  4. CNVO zou er goed aan doen onderzoek te doen in Zweden naar de wijze waarop de onderwijsbonden in Zweden hun bijdragen leveren aan professionalisering van hoger onderwijspersoneel.

Geen opmerkingen: