donderdag 19 april 2012

Knielen op een bed violen


Donderdag 19 april 2012
Azalea's op de boekcover van Siebelink

"Ik ben altijd bang geweest om het complete verhaal te vertellen: het geleidelijke maar onstuitbare afglijden van een zachtaardig maar in zijn jeugd verwond man - vluchtend in het zwartste calvinisme - en het verdriet dat hij in zijn naaste omgeving veroorzaakt.
Het is ook het verhaal van een grote liefde.
Een man en een vrouw: de een wil overleven in het hiernamaals, de ander in het nu."

Zwaar zwart calvinisme
Die zinnen schrijft auteur Jan Siebelink in een brief aan zijn uitgever De Bezige Bij. Met die woorden geeft Siebelink kort maar duidelijk aan wat de thematiek is die hij beschreef in zijn boek ‘Knielen op een bed violen’. Het zwaarmoedige boek kwam uit in 2005 en ik las het in de zomervakantie van 2006 in de zonovergoten Franse Provence. Ook vandaag, al bijna zes jaar later, zit ik direct weer in de inhoud en in de sfeer van zijn boek, als ik die enkele zinnen van Siebelink herlees, zoals ze staan gedrukt op de achterzijde van zijn boek. De man en de vrouw waarnaar Siebelink verwijst, zijn in wezen Jan zijn vader en moeder. Een boek met autobiografische kenmerken dus.

Hans Sie(belink) v(ader) e(n) z(oon)
Hoofdpersoon in deze roman is Hans Sievez. Na een conflict met zijn diepreligieuze vader onttrekt Hans zich aan zijn vaders gezag en vertrekt hij naar Den Haag. Daar leert Hans het vak van tuinder. Hij trouwt met zijn jeugdliefde en zet in Velp een kwekerij op. Dan slaat de tragiek toe, want wat zijn vader overkwam, overkomt Hans nu ook. Hans Sievez raakt in de ban van een rigide calvinistische predikant en het duur maar even of de volgelingen van die predikant dringen binnen in het denken en in het gedrag van Hans.

“Toen de predikers in colonne weer onder de haag waren verdwenen,
knielde Hans op het bed violen,
vouwde zijn handen.
Als Hans Sievez het nog niet had geweten,
nu was het heel zeker:
hij maakte deel uit van de broeders,
maakte werkelijk deel uit van het wonder.”

Hans raakt erin verstrikt, met als gevolg dat zijn kwekerij en zijn gezin eraan kapot gaan. Het contrast tekent zich pagina na pagina steeds verder af, van de man, echtgenoot en vader, in zijn zoektocht naar het eeuwige heil, zo anders dan de krachtige, liefdevolle en aardse vrouw, echtgenote en moeder, in haar strijden voor haar gezin, met eeuwige liefde voor haar man.

Indirecte afrekening
Als je in dit verhaal de poging van Jan Siebelink leest om zijn vader te begrijpen, wordt het een aangrijpend verhaal. De auteur dringt wel heel diep door in de tragiek die het gezin treft. Het gaat zelfs zover dat Hans zijn vrouw en kinderen geen toestemming krijgen om afscheid van Hans te nemen op het moment dat Hans op sterven ligt. Daarin gaat Siebelink ver, te ver, want daarin gaat hij verder dan dat in dergelijke zwaar-protestantse kringen gangbaar is.
Laten we onder andere in dàt gebeuren dan maar de roman ook beschouwen als een afrekening van Jan Siebelink met diezelfde (zijn) vader. Het noodlot wordt niet geromantiseerd. Het noodlot grijpt je als lezer aan. Je ziet de schade in het gezin van - de in zijn jeugd beschadigde - Hans steeds groter worden. Het verhaal roept gevoelens op van begrip, van medelijden, maar ook van veroordeling en afkeuring. Waar Siebelink zijn lezer in die sfeer van veroordeling en afkeuring mee neemt en mee krijgt, rekent Siebelink indirect door zijn lezers af met zijn vader.

Geen opmerkingen: