dinsdag 14 februari 2012

De meerwaarde van samenwerkende professionals in een kennisorganisatie

Dinsdag 14 februari 2012
Paul van Deursen, docent van de SBO-leergang

Onderwijs-kwaliteit  en HRM
Samen met een collega van de afdeling Human Resource Management (HRM) van het Corporate Office van Stenden Hogeschool woon ik vandaag een scholingsbijeenkomst bij in Utrecht. We zijn deelnemer van de derde sessie van de leergang ‘Onderwijskwaliteit en accreditatie’, georganiseerd door het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. De eerste sessie had vooral een juridisch karakter en de tweede sessie ging met name in op het schrijven van de Kritische Reflectie ten behoeve van een onderwijsvisitatie, waarmee een HBO-opleiding graag in aanmerking komt voor een keurmerk van de Nederlands overheid.

Van school naar kennisorganisatie
De derde bijeenkomst van deze vierdelige leergang handelt over de meerwaarde van samenwerkende professionals in een kennisorganisatie. De Nederlandse hogescholen werken momenteel hard aan de transitie ‘van school naar kennisorganisatie’. Onderwijs en onderzoek gaan ook in het hoger beroepsonderwijs steeds meer hand in hand. Ondertussen is vorig jaar het nieuwe accreditatiestelsel in het hoger onderwijs ingevoerd. Deze twee ontwikkelingen in het hoger onderwijs staan niet los van elkaar, vandaar dat het de voorkeur verdient om in deze leergang ook specifiek aandacht te besteden aan de vraag wat het betekent voor professionele medewerkersteams van hogescholen om enerzijds mee te gaan in die overgang van school naar kennisorganisatie, ondertussen rekening houdend met de kwaliteitscriteria waaraan een hogeschool en een HBO-opleiding nu en op termijn moet voldoen om met vlag en wimpel door de diverse kwaliteitskeuringen te komen

Resumé van sessie 1 en 2
Onze docent vandaag is Paul van Deursen, zelfstandig adviseur en projectleider in het hoger onderwijs, gespecialiseerd in professionalisering en onderwijskwaliteit. Van Deursen begint - uitgaande van zijn eigen focus - met een korte terugblik op wat wij met de beide andere docenten van deze leergang in de eerste bijeenkomst en in de tweede bijeenkomst hebben gedaan. 
  1. Hij stelt bijvoorbeeld dat het nieuwe, huidige accreditatiestelsel opleidingen in het hoger onderwijs uitnodigt om de zogenoemde ‘professionele ruimte’ in te nemen en op eigen wijze in te vullen. 
  2. Met betrekking tot onze vorige bijeenkomst wijst Paul erop dat opleidingen in het hoger onderwijs er ook voor moeten zorgen dat bij visitatiepanelleden het hart wordt geraakt als zij in het kader van een opleidingsvisitatie het rapport van de zelfevaluatie van de te onderzoeken opleiding lezen en daarna met de teamleden van de betreffende opleiding in gesprek zijn.
Twee trends
Paul van Deursen begint zijn presentatie met twee trends, waarmee opleidingsteams te maken krijgen, die acteren als professionele teams in een professionele cultuur.
  1. De eerste trend is de reeds genoemde overgang ‘van school naar kennisorganisatie’. Docenten zijn niet langer meer alleen de overdrager van kennis, maar worden ook ingezet als kenniswerkers, die ook nieuwe kennis genereren en ervoor zorg dragen dat die nieuwe kennis gaat circuleren en wordt toegepast in het onderwijs en in het werkveld waarvoor de student wordt opgeleid.
  2. De tweede trend is die ‘van kwaliteitszorg naar zorg voor kwaliteit’. We zien dat in de afgelopen jaren de systeemkant van kwaliteitszorg in het hoger onderwijs steeds beter is geworden. Dat is winst, maar daar zijn we er nog niet mee, want we moeten ook de menselijke kant van de kwaliteitszorg vooral niet uit het oog verliezen. Kwaliteit moet niet alleen op papier staan, maar het kwaliteitsdenken moet vooral ook doorgroeien in het handelen van de professional in het hoger onderwijs. Daarover gaat deze bijeenkomst van vandaag.
Co-makership
Opleidingsteams realiseren zich terdege dat ze nooit genoegen moeten en willen nemen met een onvoldoende kwaliteit van het aangeboden onderwijs. Wat eenmaal met veel enthousiasme is begonnen, maken we ook af, als het goed is. Daarvoor is het nodig dat teams van docenten en stafmedewerkers oog hebben en houden voor de rationele èn voor de emotionele aspecten die ontwerpen, ontwikkelen, aanbieden, evalueren en verbeteren van onderwijs met zich meebrengen. Een intensieve en bovenal bevlogen samenwerking van vertegenwoordigers van binnen en buiten de hogeschool is essentieel om in zogenoemd ‘co-makership’ te komen tot excellent onderwijs

PDCA
Multidisciplinaire teams van studenten, docenten, stafmedewerkers, onderzoekers en werkveldvertegenwoordigers moeten ‘kwaliteit’ als ‘de manier van werken’ invullen. Het werk en het resultaat van hun werk moet vooral ook inspirerend, adequaat en zinvol zijn. Je moet ‘zeggen wat je doet’ en ‘doen wat je zegt’ en al werkende moet je ervoor zorgen dat je de gebruikelijke PDCA-kwaliteitscyclus van Plan > Do > Check > Act rond maakt en repeterend doorloopt

Professioneel
De Reader van Paul van Deursen die we vooraf hebben bestudeerd, bevat onder andere een aantal algemene artikelen over de lerende kennisorganisatie en over professionele teams. In die reader wordt onder andere uitgelegd wat je kunt verstaan onder begrippen als: professional, professionele cultuur en professionele ruimte.  Zo heeft de moderne onderwijsprofessional tegenwoordig bijvoorbeeld een onderzoekende en flexibele houding, kan hij/zij onzekerheid verdragen en is hij/zij ook op zoek naar feedback in het kader van een evaluerende houding.
In een professionele school is de leraar bovendien de motor van het onderwijsproces en is het management de 'facilitator'. Management en docenten dragen de school gezamenlijk en het management zorgt voor een optimaal personeelsbeleid om de gezamenlijke doelen te (kunnen) realiseren. Collega’s overleggen met elkaar en ondersteunen elkaar waar nodig.

Vijf eigenschappen om als team effectief te zijn
Paul van Deursen betoogt dat professionele onderwijsteams pas effectief kunnen zijn als ze over de volgende vijf eigenschappen beschikken:
  1. Ze doen de goede dingen. Het team werkt vanuit een visie en weet voor welke doelgroep ze werken. Ze weten ook wat hun studenten willen en beschikken over de juiste benchmark-gegevens om goede beslissingen te nemen.
  2. Ze doen de dingen goed. Volgens de PDCA-cyclus wordt gewerkt. Het eigenaarschap van het werk is goed belegd en ‘afspraak is afspraak’ en elkaar daar ook op aanspreken gebeurt als dat nodig is. Over de doorgelopen processen en over de (tussen)resultaten wordt adequaat gecommuniceerd. Als lid van het team voel je je niet alleen verantwoordelijk voor je eigen aandeel, maar ook voor het totaal. Je professionele houding èn je daaruit voortvloeiende professionele gedrag dragen bij tot een professionele cultuur in en van je team.
  3. Ze hebben professioneel plezier. Op grond van intrinsieke motivatie wordt met passie en enthousiasme gewerkt en men respecteert elkaar als medewerker en gaat voor een goed resultaat.
  4. Ze doen de dingen met de juiste mensen. Volgens de principes van een zogenoemde ‘Community of Practice’ wordt gewerkt en er is voor zorg gedragen dat alle rollen, kennisgebieden en competenties in die ‘community’ aanwezig zijn.
  5. Ze hebben voldoende lerend vermogen. Men wil kwalitatief excelleren en creëert daartoe een verbetercultuur. Men gaat  op zoek naar feedback en probeert op grond van evaluatiegegevens van de gemaakte fouten te leren. Er hoeft dan geen angst te zijn voor interne audits en voor externe audits zoals visitaties en inspectiebezoeken. Een lerende (hogeschool)organisatie gaat immers voor excellent onderwijs en kan dat dan ook tijdens het leren realiseren.

Geen opmerkingen: