dinsdag 20 oktober 2009

Middeleeuwse stinsen en edellieden in Leeuwarderadeel

Dinsdag 20 oktober 2009

Kortgeleden verscheen het boek "De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", geschreven door drs. Paul Noomen van de Fryske Akademy. Vanavond woon ik in Cultureel Centrum De Skalm te Stiens van deze historicus de lezing bij, die wordt georganiseerd door de Documentatiestichting Leeuwarderadeel, in samenwerking met het Historisch Centrum Leeuwarden. De heer Noomen gaat in zijn lezing bij gelegenheid specifiek in op de oude stinsen en de vroegere adel van onze huidige gemeente Leeuwarderadeel.

Noomen maakt onderscheid tussen Staten en Stinsen. Staten zijn adellijke, aanzienlijke huizen op het land van een zathe, met bijbehorende rechten. Stinsen zijn versterkte, verdedigbare, stenen huizen, doorgaans met een hof en boomgaard, veelal van plattelandsadel; vaak zijn het eenvoudige woontorens van acht bij acht meter, met muren die tussen de meter en anderhalve meter dik waren (zie bijvoorbeeld de "Schierstins" in Veenwouden). Ze werden gebouwd in een periode dat Friesland nog geen centraal overheidsgezag kende. Lokale en regionale Dorpshoofdelingen voerden kleinschalig, maar wel talrijk strijd met elkaar. Noomen vergelijkt deze conflicten met een nagenoeg identieke regionale en lokale strijd die we tegenwoordig in de tribale gebieden van Afghanistan kennen.

Veel van die "stinswieren" zijn rond de Middeleeuwen gebouwd op de vruchtbare zavelgronden langs de oeverwal van Oostergo, op de lijn van Leeuwarden naar Hallum, de streek waar momenteel onze gemeente Leeuwarderadeel ligt. Paul Noomen noemt en bespreekt er vele. Onze gemeente kende voorheen zo'n twintig stinsen, zoals die van de families:
- Aebinga en Boulsma te Hijum;
- Eminga en Holdinga te Finkum;
- Juckema en Boelema te Stiens;
- Jornsma en Lettinga te Britsum;
- Martena en Wydevelt te Cornjum
- Hinnema en Camstra te Jelsum.

Een ontnuchtering voor onder andere de aanwezigen uit Britsum is de mededeling van de heer Noomen dat de Britsumer stins "Britsenburg" nimmer heeft bestaan. "Britsenburg" noemt Paul Noomen een zogenoemde "virtuele stins". Deze "stinsen" zijn hersenspinsels van vroegere geschiedschrijvers, die op grond van fictie niet-adelijke familienamen beschreven alsof die wel van adel waren. Die fictieve adellijke namen mèt de bijbehorende fictieve stinsennamen zijn in de geschiedschrijving ten onrechte een eigen leven gaan leiden. Door gebruik te maken van 15e en 16e eeuwse kronieken, van prekadastrale kaarten, opgravingen en vooral ook van oude aktes van grondbezit en grondoverdracht kan - volgens de heer Noomen - onmiskenbaar worden vastgesteld welke stinsen op feit en welke op fictie berusten.

Opvallend vanavond is het groot aantal bezoekers van deze lezing. Bijna 150 belangstellenden luisteren vanavond naar de spreker en krijgen na de lezing van Paul Noomen ruim de gelegenheid om hun vragen te stellen, die nagenoeg allemaal door de heer Noomens ruimschoots worden beantwoord. Uit zo'n grote opkomst blijkt maar weer eens te over dat de belangstelling voor streekhistorie nog springlevend is.

Geen opmerkingen: